“Subtlety is not my middle name”, zeg ik weleens. Niet verbaal en zeker niet fysiek. Als klein meisje was ik al enigszins lomp en dat had niets te maken met mijn figuur. Het zat in mijn manier van bewegen. Ik had ook vaak wat moeite om mijn evenwicht te vinden als ik vanuit zitstand in de benen kwam. Een aangeschoten eendje. Koddig, maar weinig elegant. Die motorische onhandigheid zat helaas niet alleen in mijn grove motoriek.
Nablijven
Nog zie ik de afkeurende blik van mijn oma voor me terwijl ze tegen mijn tante siste: “Kunnen ze dat kind geen tafelmanieren aanleren?”. Mijn opa en oma vierden hun gouden bruiloft en ik hanteerde mijn vork en mes als een bouwvakker zijn schop. Ik zal een jaar of vijf geweest zijn. In elk geval was het lang voordat ik moest nablijven op school omdat ik niet netjes genoeg schreef. En nog langer voordat ik het voor elkaar kreeg om in de gymzaal basketballen muurvast achter de basket te gooien of bij een onhandige manoeuvre met mijn fiets over de kop te slaan.
Vogelnestje
Met gym werd ik trouwens steevast als een van de laatsten gekozen. Want ook al kon je soms best met (of was het om?) mij lachen, winnen et moi; dat was een weinig voorkomende combinatie. Het enige wat ik wel aardig kon was apenkooien. Maar ja, daar schoot behalve ikzelf niemand wat mee op! In de loop van mijn jeugd probeerde ik verschillende sporten, maar helaas had ik nergens talent voor. Ik was het meisje waar de balletjuf de pik op had, want er viel geen eer aan mij te behalen. Bij het turnen viel ik veelvuldig van de balk of bleef ik hangen in een vogelnestje. En bij het wedstrijdzwemmen verplaatste ik meer water dan mezelf.
Schaamte
Toen ik wat ouder was en actief werd op de arbeidsmarkt is mij heel wat keren gevraagd of ‘dat nou steno was?’. Dát was dus gewoon mijn handschrift. Onregelmatige letters die over elkaar heen buitelen omdat mijn hoofd sneller gaat dan mijn handen kunnen schrijven. Je zou om zo’n vraag kunnen lachen. Maar dat kan ik niet. Op de een of andere manier voel ik me in schrijven het kwetsbaarst. Het confronteert me keer op keer met mijn ‘anders zijn’. Soms grap ik weleens over mijn ‘handschrift van een psychopaat’ om de schaamte die ik voel toe te dekken.
Floddertje
Met de rest van mijn motorisch gestuntel heb ik inmiddels vrede gesloten. Dat is me vooral gelukt door het besef dat motorische onhandigheid in veel gevallen hand-in-hand gaat met ADHD. Ik zou me druk kunnen maken om het feit dat ik vaak mijn pen uit mijn hand laat schieten, soms over mijn eigen voeten struikel of koffie over de rand van een beker klots, zodat mijn shirt dat ik net vanmorgen schoon heb aangetrokken alweer smoezelig is. Maar het lukt mij gelukkig steeds beter om mijn innerlijk Floddertje te omhelzen. Ik zou me onzeker kunnen voelen omdat ik me de manuele gezondheidstechniek waarmee ik werk met veel moeite heb eigengemaakt. Maar ik heb inmiddels geleerd naar de resultaten van mijn inspanningen te kijken. Ik vind het trouwens nog steeds wel één van mijn briljantere ideeën: in weerwil van mijn grote onhandigheid met mijn handen willen leren werken. Gewoon niet bij nagedacht. Het is maar goed dat ik niet alleen motórisch gestoord ben!